nasynchroniseren/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van nasynchroniseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | nasynchroniseren | na te synchroniseren | ||||||||
toekomend | zullen nasynchroniseren na zullen synchroniseren |
te zullen nasynchroniseren na te zullen synchroniseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben nagesynchroniseerd | te hebben nagesynchroniseerd | ||||||||
toekomend | nagesynchroniseerd zullen hebben | nagesynchroniseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
nasynchroniserend | nagesynchroniseerd | ev. synchroniseer na |
mv. verouderd synchroniseert na |
synchronisere na (bijzin) nasynchronisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | synchroniseer na | synchroniseert na | synchroniseert na | synchroniseert na | synchroniseert na | synchroniseren na | synchroniseren na | synchroniseren na | |||
verleden (o.v.t.) | synchroniseerde na | synchroniseerde na | synchroniseerde na | synchroniseerde na | synchroniseerde na | synchroniseerden na | synchroniseerden na | synchroniseerden na | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nasynchroniseren | zult/zal nasynchroniseren | zult/zal nasynchroniseren | zult nasynchroniseren | zal nasynchroniseren | zullen nasynchroniseren | zullen nasynchroniseren | zullen nasynchroniseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nasynchroniseren | zou nasynchroniseren | zou(dt) nasynchroniseren | zoudt nasynchroniseren | zou nasynchroniseren | zouden nasynchroniseren | zouden nasynchroniseren | zouden nasynchroniseren | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | nasynchroniseer | nasynchroniseert | nasynchroniseert | nasynchroniseert | nasynchroniseert | nasynchroniseren | nasynchroniseren | nasynchroniseren | |||
verleden (o.v.t.) | nasynchroniseerde | nasynchroniseerde | nasynchroniseerde | nasynchroniseerde | nasynchroniseerde | nasynchroniseerden | nasynchroniseerden | nasynchroniseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nasynchroniseren na zal synchroniseren |
zult/zal nasynchroniseren na zult/zal synchroniseren |
zult/zal nasynchroniseren na zult/zal synchroniseren |
zult nasynchroniseren na zult synchroniseren |
zal nasynchroniseren na zal synchroniseren |
zullen nasynchroniseren na zullen synchroniseren |
zullen nasynchroniseren na zullen synchroniseren |
zullen nasynchroniseren na zullen synchroniseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nasynchroniseren na zou synchroniseren |
zou nasynchroniseren na zou synchroniseren |
zou(dt) nasynchroniseren na zou(dt) synchroniseren |
zoudt nasynchroniseren na zoudt synchroniseren |
zou nasynchroniseren na zou synchroniseren |
zouden nasynchroniseren na zouden synchroniseren |
zouden nasynchroniseren na zouden synchroniseren |
zouden nasynchroniseren na zouden synchroniseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb nagesynchroniseerd | hebt nagesynchroniseerd | hebt/heeft nagesynchroniseerd | hebt nagesynchroniseerd | heeft nagesynchroniseerd | hebben nagesynchroniseerd | hebben nagesynchroniseerd | hebben nagesynchroniseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had nagesynchroniseerd | had nagesynchroniseerd | had nagesynchroniseerd | hadt nagesynchroniseerd | had nagesynchroniseerd | hadden nagesynchroniseerd | hadden nagesynchroniseerd | hadden nagesynchroniseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal nagesynchroniseerd hebben | zal/zult nagesynchroniseerd hebben | zult/zal nagesynchroniseerd hebben | zult nagesynchroniseerd hebben | zal nagesynchroniseerd hebben | zullen nagesynchroniseerd hebben | zullen nagesynchroniseerd hebben | zullen nagesynchroniseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nagesynchroniseerd hebben | zou nagesynchroniseerd hebben | zou/zoudt nagesynchroniseerd hebben | zoudt nagesynchroniseerd hebben | zou nagesynchroniseerd hebben | zouden nagesynchroniseerd hebben | zouden nagesynchroniseerd hebben | zouden nagesynchroniseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm nagesynchroniseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt nagesynchroniseerd | er is nagesynchroniseerd | |||||||||
verleden | er werd nagesynchroniseerd | er was nagesynchroniseerd | |||||||||
toekomend | er zal nagesynchroniseerd worden | er zal nagesynchroniseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou nagesynchroniseerd worden | er zou nagesynchroniseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm nagesynchroniseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | nagesynchroniseerd worden | nagesynchroniseerd te worden | ||||||||
toekomend | nagesynchroniseerd zullen worden | nagesynchroniseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | nagesynchroniseerd zijn | nagesynchroniseerd te zijn | ||||||||
toekomend | nagesynchroniseerd zullen zijn | nagesynchroniseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word nagesynchroniseerd | wordt nagesynchroniseerd | wordt nagesynchroniseerd | wordt nagesynchroniseerd | wordt nagesynchroniseerd | worden nagesynchroniseerd | worden nagesynchroniseerd | worden nagesynchroniseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd nagesynchroniseerd | werd nagesynchroniseerd | werd nagesynchroniseerd | werdt nagesynchroniseerd | werd nagesynchroniseerd | werden nagesynchroniseerd | werden nagesynchroniseerd | werden nagesynchroniseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nagesynchroniseerd worden | zult nagesynchroniseerd worden | zult nagesynchroniseerd worden | zult nagesynchroniseerd worden | zal nagesynchroniseerd worden | zullen nagesynchroniseerd worden | zullen nagesynchroniseerd worden | zullen nagesynchroniseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nagesynchroniseerd worden | zou nagesynchroniseerd worden | zou/zoudt nagesynchroniseerd worden | zoudt nagesynchroniseerd worden | zou nagesynchroniseerd worden | zouden nagesynchroniseerd worden | zouden nagesynchroniseerd worden | zouden nagesynchroniseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben nagesynchroniseerd | bent nagesynchroniseerd | bent/is nagesynchroniseerd | zijt nagesynchroniseerd | is nagesynchroniseerd | zijn nagesynchroniseerd | zijn nagesynchroniseerd | zijn nagesynchroniseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was nagesynchroniseerd | was nagesynchroniseerd | was nagesynchroniseerd | waart nagesynchroniseerd | was nagesynchroniseerd | waren nagesynchroniseerd | waren nagesynchroniseerd | waren nagesynchroniseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal nagesynchroniseerd zijn | zult nagesynchroniseerd zijn | zult nagesynchroniseerd zijn | zult nagesynchroniseerd zijn | zal nagesynchroniseerd zijn | zullen nagesynchroniseerd zijn | zullen nagesynchroniseerd zijn | zullen nagesynchroniseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nagesynchroniseerd zijn | zou nagesynchroniseerd zijn | zou/zoudt nagesynchroniseerd zijn | zoudt nagesynchroniseerd zijn | zou nagesynchroniseerd zijn | zouden nagesynchroniseerd zijn | zouden nagesynchroniseerd zijn | zouden nagesynchroniseerd zijn |