Naar inhoud springen

nás

Uit WikiWoordenboek
enkelvoud meervoud
nominatief ja my
genitief ma, mňa nás
datief mne, mi nám
accusatief ma, mňa nás
locatief mne nás
instrumentalis mnou nami
  • nás

nás

  1. ons (accusatief van de eerste persoon meervoud)
  2. van ons (genitief van de eerste persoon meervoud)
  3. bij ons (locatief van de eerste persoon meervoud)


enkelvoud meervoud
nominatief lange vorm my
genitief korte vorm nás
lange vorm mne
na voorzetsel
datief korte vorm mi nám
lange vorm mně
na voorzetsel
accusatief korte vorm nás
lange vorm mne
na voorzetsel
vocatief lange vorm - -
locatief na voorzetsel mně nás
instrumentalis korte vorm mnou námi
lange vorm
na voorzetsel
  • nás

nás

  1. ons (accusatief van de eerste persoon meervoud)
  2. van ons (genitief van de eerste persoon meervoud)
  3. bij ons (locatief van de eerste persoon meervoud)