mix

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mix
enkelvoud meervoud
naamwoord mix mixen
verkleinwoord mixje mixjes

Zelfstandig naamwoord

mix m

  1. mengsel (van stoffen of onstoffelijke aard)
     Er ontstaat een soort gelukscocktail zodra je de hele dag loopt. Een mix van endorfine, serotonine, dopamine, oxytocine en testosteron.[1]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
mixen

mix

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mixen
    • Ik mix. 
  2. gebiedende wijs van mixen
    • Mix! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mixen
    • Mix je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Engels

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse werkwoord miscere (mengen).
Naar frequentie 2136 (werkwoord)
vervoeging
onbepaalde wijs to  mix 
he/she/it  mixes 
verleden tijd  mixed 
voltooid
deelwoord
 mixed 
onvoltooid
deelwoord
 mixing 
gebiedende wijs  mix 

Werkwoord

mix

  1. overgankelijk mengen
    «Add the meatballs and stir to mix well.»
    Voeg de gehaktballen toe en roer door om alles goed te mengen.
  2. overgankelijk met elkaar omgaan
  3. onovergankelijk zich vermengen
Afgeleide begrippen
Naar frequentie 4189 (naamwoord)
enkelvoud meervoud
mix mixes

Zelfstandig naamwoord

mix

  1. mengsel


Koerdisch

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

mix

  1. (techniek) spijker
Verwante begrippen

Meer informatie