mixen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: mixen (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈmɪksə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈmɪksə(n)/
Woordafbreking
- mixen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘mengen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1921 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
mixen /ˈmɪksə(n)/ |
mixte /ˈmɪkstə/ |
gemixt /ɣəˈmɪkst/ |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
mixen
- overgankelijk door elkaar mengen
- Hij moest de ingrediënten alleen nog mixen.
Vertalingen
1. door elkaar mengen
Zelfstandig naamwoord
mixen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord mix
Gangbaarheid
- Het woord mixen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "mixen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %