malie

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Mali


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·lie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘houten kolf’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1637 [1]
via Frans mail uit latijn malleus (hamer)[2]
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘metalen ring’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1250 [1]
via Oudfrans maille uit Latijn macula (lus, maas in een net)[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord malie malies
maliën
verkleinwoord malietje malietjes

Zelfstandig naamwoord

de maliev

  1. (middeleeuwen) ringetje of lusje van metaal dat onderdeel van een wapenrok is
    • De bescherming die maliën boden kwam met een zware prijs, in de letterlijke zin van het woord zwaar. 
  2. (heraldiek) een heraldisch stuk in de vorm van een geledigde ruit
    • Het wapen van de Franse gemeente Massals bevat een malie. 
  3. (kleding) een metalen of kunststoffen ringetje of buisje aan het eind van een veter dat rafelen tegengaat
    • Je moet het malietje niet van de veter halen, want dan krijg je een kwast. 
  4. (kleding) eveneens de benaming voor elk van de ringetjes in schoeisel, waar de veter doorheen geregen wordt [3]
    • Om een schoen van een nieuwe veter te voorzien, rijgt men de veter altijd als eerste door de onderste of voorste maliën van de schoen. 
  5. (spel) het slaghout van een oud kolfspel waarbij een bal voortbewogen wordt over een baan
    • Malie is een voorloper van croquet. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Anagrammen
Vertalingen

Gangbaarheid

69 % van de Nederlanders;
53 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen