krom

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  krom    (hulp, bestand)
• IPA: / krɔm / (1 lettergreep)

Woordafbreking

• krom

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘gebogen’ voor het eerst aangetroffen in 875
• van Middelnederlands: crom en Oudnederlands: crumb; cognaat met Fries: krom of krûm en Duits: krumm, alle met de betekenis "niet recht, met bochten"

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	krom	krommer	kromst
verbogen	kromme	krommere	kromste
partitief	kroms	krommers	-

Bijvoeglijk naamwoord

krom

1. niet recht

   • Zo krom als een banaan. 

2. (figuurlijk) ondeugdelijk, onlogisch

   • Een kromme redenering. 

Synoniemen

• gebogen, onrecht, scheef

Antoniemen

• recht

Afgeleide begrippen

   

krombek krombenig krombladig krombuigen kromdradig kromhals kromhoorn kromhout kromkamp kromliggen kromlijnig krommes kromnervig krompasser krompoot krompraten kromsluiten kromspraak kromstaart kromstaf kromstelig kromsteven kromtaal kromte kromtrekken kromweg kromzaag kromzwaard

Verwante begrippen

• kromme

Uitdrukkingen en gezegden

• recht praten wat krom is

iets dat niet deugt, goed willen praten

• krom als een hoepel

heel erg krom

• zich krom lachen

heel erg lachen

• zich krom werken

heel hard werken

• ergens kromme tenen van krijgen

zich verbijten om iets

• geld dat stom is, maakt recht wat krom is

alles is met geld te koop

Vertalingen

    1. niet recht   

Duits: krumm (de) Fries: krom (fry), krûm (fry) Papiaments: korkobá

Spaans: corvo (es), torcido (es) Turks: eğri (tr), çarpık (tr), yamuk (tr)

Werkwoord

vervoeging van
krommen

krom

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krommen
   

   • Ik krom. 

2. gebiedende wijs van krommen
   

   • Krom! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krommen
   

   • Krom je? 

Gangbaarheid

• Het woord krom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "krom" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Fries

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: /krom/

Woordafbreking

• krom

Woordherkomst en -opbouw

• van Oudnederlands: crumb; cognaat met Nederlands: krom en Duits: krumm, alle met de betekenis "niet recht, met bochten"

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	krom	krommer	kromst
verbogen	kromme	krommere	kromste

Bijvoeglijk naamwoord

krom

1. krom, niet recht

Schrijfwijzen

• krûm

Antoniemen

• rjocht

Koerdisch

Periodiek systeem der elementen (kur)
H He Li Be B C N O F Ne Na Mg Al Si P S Cl Ar K Ca Sc Ti V Cr Mn Fe Co Ni Cu Zn Ga Ge As Se Br Kr Rb Sr Y Zr Nb Mo Tc Ru Rh Pd Ag Cd In Sn Sb Te I Xe Cs Ba * Hf Ta W Re Os Ir Pt Au Hg Tl Pb Bi Po At Rn Fr Ra ** ↓ * La Ce Pr Nd Pm Sm Eu Gd Tb Dy Ho Er Tm Yb Lu ** Ac Th Pa U Np Pu

Zelfstandig naamwoord

krom

1. (element) chroom

Turks

Zelfstandig naamwoord

krom

1. (element) chroom

Bijvoeglijk naamwoord

krom

1. chromen