krommes

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • krom·mes
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord krommes krommessen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het krommeso

  1. (militair) (gereedschap) mes met een gekromd lemmet als gereedschap of als wapen
     Het enige wapen dat we hadden was het krommes van de Gurkha.[2]
     De agenten besloten daarop een huiszoeking te houden, daarbij troffen ze nog een hoop verboden wapens aan: een sabel, een kruisboog, 35 kruisboogpijlen van 1 centimeter, 15 kruisboogpijlen van 16 centimeter, 2 machetes, 13 messen, een karambit (een Aziatisch krommes), een revolver en 6 kogels, een loodjeskarabijn en 2 dozen loodjes.[3]

Gangbaarheid

14 % van de Nederlanders;
29 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    L. Vogelaar
    “Duikbootcommandant in oorlogstijd” (02-05-2011), Reformatorisch Dagblad
  3. Bronlink Weblink bron “Man met wapenarsenaal opgepakt in Anderlecht” (10 augustus 2011), De Morgen
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be