koperen/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van koperen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | koperen | te koperen | ||||||||
toekomend | zullen koperen | te zullen koperen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gekoperd | te hebben gekoperd | ||||||||
toekomend | gekoperd zullen hebben | gekoperd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
koperend | gekoperd | ev. koper |
mv. verouderd kopert |
kopere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | koper | kopert | kopert | kopert | kopert | koperen | koperen | koperen | |||
verleden (o.v.t.) | koperde | koperde | koperde | koperde | koperde | koperden | koperden | koperden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal koperen | zult/zal koperen | zult/zal koperen | zult koperen | zal koperen | zullen koperen | zullen koperen | zullen koperen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou koperen | zou koperen | zou(dt) koperen | zoudt koperen | zou koperen | zouden koperen | zouden koperen | zouden koperen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gekoperd | hebt gekoperd | hebt/heeft gekoperd | hebt gekoperd | heeft gekoperd | hebben gekoperd | hebben gekoperd | hebben gekoperd | |||
verleden (v.v.t.) | had gekoperd | had gekoperd | had gekoperd | hadt gekoperd | had gekoperd | hadden gekoperd | hadden gekoperd | hadden gekoperd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekoperd hebben | zal/zult gekoperd hebben | zult/zal gekoperd hebben | zult gekoperd hebben | zal gekoperd hebben | zullen gekoperd hebben | zullen gekoperd hebben | zullen gekoperd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekoperd hebben | zou gekoperd hebben | zou/zoudt gekoperd hebben | zoudt gekoperd hebben | zou gekoperd hebben | zouden gekoperd hebben | zouden gekoperd hebben | zouden gekoperd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gekoperd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gekoperd | er is gekoperd | |||||||||
verleden | er werd gekoperd | er was gekoperd | |||||||||
toekomend | er zal gekoperd worden | er zal gekoperd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gekoperd worden | er zou gekoperd zijn | |||||||||
lijdende vorm gekoperd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gekoperd worden | gekoperd te worden | ||||||||
toekomend | gekoperd zullen worden | gekoperd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gekoperd zijn | gekoperd te zijn | ||||||||
toekomend | gekoperd zullen zijn | gekoperd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gekoperd | wordt gekoperd | wordt gekoperd | wordt gekoperd | wordt gekoperd | worden gekoperd | worden gekoperd | worden gekoperd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gekoperd | werd gekoperd | werd gekoperd | werdt gekoperd | werd gekoperd | werden gekoperd | werden gekoperd | werden gekoperd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gekoperd worden | zult gekoperd worden | zult gekoperd worden | zult gekoperd worden | zal gekoperd worden | zullen gekoperd worden | zullen gekoperd worden | zullen gekoperd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gekoperd worden | zou gekoperd worden | zou/zoudt gekoperd worden | zoudt gekoperd worden | zou gekoperd worden | zouden gekoperd worden | zouden gekoperd worden | zouden gekoperd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gekoperd | bent gekoperd | bent/is gekoperd | zijt gekoperd | is gekoperd | zijn gekoperd | zijn gekoperd | zijn gekoperd | |||
verleden (v.v.t.) | was gekoperd | was gekoperd | was gekoperd | waart gekoperd | was gekoperd | waren gekoperd | waren gekoperd | waren gekoperd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekoperd zijn | zult gekoperd zijn | zult gekoperd zijn | zult gekoperd zijn | zal gekoperd zijn | zullen gekoperd zijn | zullen gekoperd zijn | zullen gekoperd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekoperd zijn | zou gekoperd zijn | zou/zoudt gekoperd zijn | zoudt gekoperd zijn | zou gekoperd zijn | zouden gekoperd zijn | zouden gekoperd zijn | zouden gekoperd zijn |