ken

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ken

Werkwoord

vervoeging van
kennen

ken

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kennen
    • Ik ken. 
  2. gebiedende wijs van kennen
    • Ken! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kennen
    • Ken je? 

Gangbaarheid


Frans

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

ken (onveranderlijk)

  1. (spreektaal) wippen, naaien
    «C’est vrai qu’on bandait à peine mais on voulait déjà ken
    Toegegeven, we kregen 'm nauwelijks omhoog, maar we wilden eigenlijk al van bil.[1]
  2. (spreektaal) naaien, belazeren

Verwijzingen

  1. Neg Marron. 2000. "Le Bilan", in l’album Le bilan.


Toki Pona

ken in Sitelen Pona
Uitspraak
Woordafbreking
  • ken
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

ken

  1. mogelijkheid
  2. geluk, kans

Werkwoord

ken

  1. kunnen, mogen
  2. in staat zijn tot
  3. toestaan

Bijvoeglijk naamwoord

ken

  1. mogelijk