karamel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·ra·mel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord karamel karamels
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de karamelv / m

  1. gebrande suiker
     Ik kauwde zorgvuldig om optimaal te genieten van de nougat, pinda’s, karamel en melkchocolade.[4]
  2. snoepje gemaakt van gebrande suiker
Schrijfwijzen
  • caramel (oude schrijfwijze voor 1996)
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen