Naar inhoud springen

canon

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: kanoncannon


  • ca·non
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘regel, richtsnoer’ voor het eerst aangetroffen in 1450 [1]
  • Van Grieks kanoon (liniaal, regel, richtsnoer). Op zijn beurt van Grieks kanna (riet). Verwant met Hebreeuws qane (riet) en Arabisch qanah (riet).
enkelvoud meervoud
naamwoord canon canons
verkleinwoord

canon m / o

  1. (muziek) de strengste vorm van een meerstemmige compositie, waarin de stemmen elkaar in de tijd verschoven imiteren
    • De bekendste canon is waarschijnlijk "Vader Jacob". 
  2. het geheel van belangrijke personen, teksten, kunstwerken, voorwerpen, verschijnselen en processen voor een bepaalde tijdsperiode en/of gebied
    • De literaire canon van de 20e eeuw. 
    • De Canon van Nederland is een lijst van vijftig thema's ("vensters" genoemd) die chronologisch een samenvatting geeft van de geschiedenis van Nederland 
     Regenwormen, haring en de lindeboom zijn zomaar een paar typisch Nederlandse natuurverschijnselen. Vijftig van dit soort karakteristieke soorten planten en dieren staan in de eerste Canon van de Nederlandse natuur, die vandaag verschijnt.[2]
  3. overeengekomen standaardinhoud, bijvoorbeeld van de Bijbel
    • De canon van het Oude Testament. 
91 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[3]


canon m

  1. kanon
  2. loop (van een vuurwapen)
  3. canon (min of meer vaste lijst van belangrijke onderwerpen, meerstemmig lied)
  4. (spreektaal) glas wijn
    «On boit un petit canon
    Drinken we een glas wijn? [1]
  5. (spreektaal) stuk, spetter
    «Le nouveau mec de Christelle, on peut pas dire que c’est un canon
    Je kan niet zeggen dat de nieuwe vent van Christelle een spetter is. [1]
    «La gonzesse que j’ai rencontrée sur le chat, elle est vraiment canon
    Die griet die ik heb leren kennen in de chatbox is echt bloedmooi. [1]