kanon

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: canon

Nederlands

Een kanon aan "Het Huys te Warmont"
Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·non
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vuurwapen met lange loop’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1574 [1]
  • Van Italiaans canna (buis). Op zijn beurt van Latijn canna (riet). Van Grieks kanna, verwant met Hebreeuws qane en Arabisch qanah (betekenis steeds: riet). [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kanon kanonnen
verkleinwoord kanonnetje kanonnetjes

Zelfstandig naamwoord

het kanono

  1. een instrument om explosieve projectielen weg te schieten
    • De vuursnelheid van het kanon werd aanzienlijk verhoogd. 
  2. een drinkglas met dikke bodem of voet, gebruikt bij heildronken
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Met een kanon op een mug schieten
Ophef maken om niks
  • Je kunt er een kanon afschieten
Het is er heel stil; er is (bijna) niemand
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord kanon kanonne

Zelfstandig naamwoord

kanon

  1. kanon