ion

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ion
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘elektrisch geladen deeltje’ voor het eerst aangetroffen in 1886 [1]
  • neologisme uit het Grieks ion, met het achtervoegsel -on [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ion ionen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

ion o

  1. (natuurkunde) (scheikunde) een atoom of een molecuul die elektrisch geladen is door een gebrek aan of overschot van één of meer elektronen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Limburgs

Zelfstandig naamwoord

ion

  1. (natuurkunde)(scheikunde) ion; een atoom of een molecuul die elektrisch geladen is door een gebrek aan of overschot van één of meer elektronen

Meer informatie


Noord-Fries

Zelfstandig naamwoord

ion

  1. (natuurkunde)(scheikunde) ion; een atoom of een molecuul die elektrisch geladen is door een gebrek aan of overschot van één of meer elektronen


Schots

Zelfstandig naamwoord

ion

  1. (natuurkunde)(scheikunde) ion; een atoom of een molecuul die elektrisch geladen is door een gebrek aan of overschot van één of meer elektronen

Meer informatie


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /jɔn/, /jɔːn/, /ɪjɔːn/
Woordafbreking
  • ion

Zelfstandig naamwoord

ion monbezield

  1. (natuurkunde)(scheikunde) ion; een atoom of een molecuul die elektrisch geladen is door een gebrek aan of overschot van één of meer elektronen
Verbuiging
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Anagrammen

Verwijzingen

Meer informatie