Naar inhoud springen

huisje

Uit WikiWoordenboek
  • huis·je

hethuisjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord huis
     ‘Damn, you snore Van Go!’ zei Goldie zo hard dat iedereen er wakker van werd. ‘No I don’t,’ ontkende ik met een dikke grijns en liep naar buiten om een huisje te boeken voor de komende nacht.[1]
     Tussen kussentjes van schapenwol rust een heel verfijnd gouden huisje.[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord huisje huisjes
verkleinwoord - -

hethuisjeo dim. tant.

  1. kap of afdak boven iets
  2. slakkenhuis
  3. cocon
  • Elk huisje heeft z'n kruisje
ieder gezin heeft eigen zorgen en problemen
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Jessie Burton vert. Mieke Trouw-Luyckx
    “Het huis aan de Herengracht” (2022), Luitingh-Sijthoff op Wikipedia, ISBN 9789024586332
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be