zomerhuisje
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zomerhuisje (hulp, bestand)
Woordafbreking
- zo·mer·huis·je
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zomer en huisje
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | - |
verkleinwoord | zomerhuisje | zomerhuisjes |
Zelfstandig naamwoord
zomerhuisje o dim. tant.
- huisje om de zomer en de vakanties door te brengen
Synoniemen
Verwante begrippen
Zelfstandig naamwoord
zomerhuisje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord zomerhuis