herwateren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van herwateren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | herwateren | te herwateren | ||||||||
toekomend | zullen herwateren | te zullen herwateren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben herwaterd | te hebben herwaterd | ||||||||
toekomend | herwaterd zullen hebben | herwaterd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
herwaterend | herwaterd | ev. herwater |
mv. verouderd herwatert |
herwatere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | herwater | herwatert | herwatert | herwatert | herwatert | herwateren | herwateren | herwateren | |||
verleden (o.v.t.) | herwaterde | herwaterde | herwaterde | herwaterde | herwaterde | herwaterden | herwaterden | herwaterden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal herwateren | zult/zal herwateren | zult/zal herwateren | zult herwateren | zal herwateren | zullen herwateren | zullen herwateren | zullen herwateren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou herwateren | zou herwateren | zou(dt) herwateren | zoudt herwateren | zou herwateren | zouden herwateren | zouden herwateren | zouden herwateren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb herwaterd | hebt herwaterd | hebt/heeft herwaterd | hebt herwaterd | heeft herwaterd | hebben herwaterd | hebben herwaterd | hebben herwaterd | |||
verleden (v.v.t.) | had herwaterd | had herwaterd | had herwaterd | hadt herwaterd | had herwaterd | hadden herwaterd | hadden herwaterd | hadden herwaterd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal herwaterd hebben | zal/zult herwaterd hebben | zult/zal herwaterd hebben | zult herwaterd hebben | zal herwaterd hebben | zullen herwaterd hebben | zullen herwaterd hebben | zullen herwaterd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou herwaterd hebben | zou herwaterd hebben | zou/zoudt herwaterd hebben | zoudt herwaterd hebben | zou herwaterd hebben | zouden herwaterd hebben | zouden herwaterd hebben | zouden herwaterd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm herwaterd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt herwaterd | er is herwaterd | |||||||||
verleden | er werd herwaterd | er was herwaterd | |||||||||
toekomend | er zal herwaterd worden | er zal herwaterd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou herwaterd worden | er zou herwaterd zijn | |||||||||
lijdende vorm herwaterd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | herwaterd worden | herwaterd te worden | ||||||||
toekomend | herwaterd zullen worden | herwaterd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | herwaterd zijn | herwaterd te zijn | ||||||||
toekomend | herwaterd zullen zijn | herwaterd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word herwaterd | wordt herwaterd | wordt herwaterd | wordt herwaterd | wordt herwaterd | worden herwaterd | worden herwaterd | worden herwaterd | |||
verleden (o.v.t.) | werd herwaterd | werd herwaterd | werd herwaterd | werdt herwaterd | werd herwaterd | werden herwaterd | werden herwaterd | werden herwaterd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal herwaterd worden | zult herwaterd worden | zult herwaterd worden | zult herwaterd worden | zal herwaterd worden | zullen herwaterd worden | zullen herwaterd worden | zullen herwaterd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou herwaterd worden | zou herwaterd worden | zou/zoudt herwaterd worden | zoudt herwaterd worden | zou herwaterd worden | zouden herwaterd worden | zouden herwaterd worden | zouden herwaterd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben herwaterd | bent herwaterd | bent/is herwaterd | zijt herwaterd | is herwaterd | zijn herwaterd | zijn herwaterd | zijn herwaterd | |||
verleden (v.v.t.) | was herwaterd | was herwaterd | was herwaterd | waart herwaterd | was herwaterd | waren herwaterd | waren herwaterd | waren herwaterd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal herwaterd zijn | zult herwaterd zijn | zult herwaterd zijn | zult herwaterd zijn | zal herwaterd zijn | zullen herwaterd zijn | zullen herwaterd zijn | zullen herwaterd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou herwaterd zijn | zou herwaterd zijn | zou/zoudt herwaterd zijn | zoudt herwaterd zijn | zou herwaterd zijn | zouden herwaterd zijn | zouden herwaterd zijn | zouden herwaterd zijn |