grasmaaien/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van grasmaaien
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		grasmaaien			gras te maaien
	toekomend		zullen grasmaaien gras zullen maaien			te zullen grasmaaien gras te zullen maaien
voltooid	tegenwoordig		hebben grasgemaaid			te hebben grasgemaaid
	toekomend		grasgemaaid zullen hebben			grasgemaaid te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	grasmaaiend		grasgemaaid			ev. maai gras	mv. verouderd maait gras	maaie gras (bijzin) grasmaaie
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	maai gras	maait gras	maait gras	maait gras	maait gras	maaien gras	maaien gras	maaien gras
verleden (o.v.t.)	maaide gras	maaide gras	maaide gras	maaide gras	maaide gras	maaiden gras	maaiden gras	maaiden gras
toekomend (o.t.t.t.)	zal grasmaaien	zult/zal grasmaaien	zult/zal grasmaaien	zult grasmaaien	zal grasmaaien	zullen grasmaaien	zullen grasmaaien	zullen grasmaaien
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou grasmaaien	zou grasmaaien	zou(dt) grasmaaien	zoudt grasmaaien	zou grasmaaien	zouden grasmaaien	zouden grasmaaien	zouden grasmaaien
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	grasmaai	grasmaait	grasmaait	grasmaait	grasmaait	grasmaaien	grasmaaien	grasmaaien
verleden (o.v.t.)	grasmaaide	grasmaaide	grasmaaide	grasmaaide	grasmaaide	grasmaaiden	grasmaaiden	grasmaaiden
toekomend (o.t.t.t.)	zal grasmaaien gras zal maaien	zult/zal grasmaaien gras zult/zal maaien	zult/zal grasmaaien gras zult/zal maaien	zult grasmaaien gras zult maaien	zal grasmaaien gras zal maaien	zullen grasmaaien gras zullen maaien	zullen grasmaaien gras zullen maaien	zullen grasmaaien gras zullen maaien
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou grasmaaien gras zou maaien	zou grasmaaien gras zou maaien	zou(dt) grasmaaien gras zou(dt) maaien	zoudt grasmaaien gras zoudt maaien	zou grasmaaien gras zou maaien	zouden grasmaaien gras zouden maaien	zouden grasmaaien gras zouden maaien	zouden grasmaaien gras zouden maaien
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb grasgemaaid	hebt grasgemaaid	hebt/heeft grasgemaaid	hebt grasgemaaid	heeft grasgemaaid	hebben grasgemaaid	hebben grasgemaaid	hebben grasgemaaid
verleden (v.v.t.)	had grasgemaaid	had grasgemaaid	had grasgemaaid	hadt grasgemaaid	had grasgemaaid	hadden grasgemaaid	hadden grasgemaaid	hadden grasgemaaid
toekomend (v.t.t.t.)	zal grasgemaaid hebben	zal/zult grasgemaaid hebben	zult/zal grasgemaaid hebben	zult grasgemaaid hebben	zal grasgemaaid hebben	zullen grasgemaaid hebben	zullen grasgemaaid hebben	zullen grasgemaaid hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou grasgemaaid hebben	zou grasgemaaid hebben	zou/zoudt grasgemaaid hebben	zoudt grasgemaaid hebben	zou grasgemaaid hebben	zouden grasgemaaid hebben	zouden grasgemaaid hebben	zouden grasgemaaid hebben