encrypteren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van encrypteren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		encrypteren			te encrypteren
	toekomend		zullen encrypteren			te zullen encrypteren
voltooid	tegenwoordig		hebben geëncrypteerd			te hebben geëncrypteerd
	toekomend		geëncrypteerd zullen hebben			geëncrypteerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	encrypterend		geëncrypteerd			ev. encrypteer	mv. verouderd encrypteert	encryptere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	encrypteer	encrypteert	encrypteert	encrypteert	encrypteert	encrypteren	encrypteren	encrypteren
verleden (o.v.t.)	encrypteerde	encrypteerde	encrypteerde	encrypteerde	encrypteerde	encrypteerden	encrypteerden	encrypteerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal encrypteren	zult/zal encrypteren	zult/zal encrypteren	zult encrypteren	zal encrypteren	zullen encrypteren	zullen encrypteren	zullen encrypteren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou encrypteren	zou encrypteren	zou(dt) encrypteren	zoudt encrypteren	zou encrypteren	zouden encrypteren	zouden encrypteren	zouden encrypteren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb geëncrypteerd	hebt geëncrypteerd	hebt/heeft geëncrypteerd	hebt geëncrypteerd	heeft geëncrypteerd	hebben geëncrypteerd	hebben geëncrypteerd	hebben geëncrypteerd
verleden (v.v.t.)	had geëncrypteerd	had geëncrypteerd	had geëncrypteerd	hadt geëncrypteerd	had geëncrypteerd	hadden geëncrypteerd	hadden geëncrypteerd	hadden geëncrypteerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal geëncrypteerd hebben	zal/zult geëncrypteerd hebben	zult/zal geëncrypteerd hebben	zult geëncrypteerd hebben	zal geëncrypteerd hebben	zullen geëncrypteerd hebben	zullen geëncrypteerd hebben	zullen geëncrypteerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou geëncrypteerd hebben	zou geëncrypteerd hebben	zou/zoudt geëncrypteerd hebben	zoudt geëncrypteerd hebben	zou geëncrypteerd hebben	zouden geëncrypteerd hebben	zouden geëncrypteerd hebben	zouden geëncrypteerd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm geëncrypteerd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt geëncrypteerd				er is geëncrypteerd
verleden	er werd geëncrypteerd				er was geëncrypteerd
toekomend	er zal geëncrypteerd worden				er zal geëncrypteerd zijn
voorwaardelijk	er zou geëncrypteerd worden				er zou geëncrypteerd zijn
lijdende vorm geëncrypteerd worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		geëncrypteerd worden			geëncrypteerd te worden
	toekomend		geëncrypteerd zullen worden			geëncrypteerd te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		geëncrypteerd zijn			geëncrypteerd te zijn
	toekomend		geëncrypteerd zullen zijn			geëncrypteerd te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word geëncrypteerd	wordt geëncrypteerd	wordt geëncrypteerd	wordt geëncrypteerd	wordt geëncrypteerd	worden geëncrypteerd	worden geëncrypteerd	worden geëncrypteerd
verleden (o.v.t.)	werd geëncrypteerd	werd geëncrypteerd	werd geëncrypteerd	werdt geëncrypteerd	werd geëncrypteerd	werden geëncrypteerd	werden geëncrypteerd	werden geëncrypteerd
toekomend (o.t.t.t.)	zal geëncrypteerd worden	zult geëncrypteerd worden	zult geëncrypteerd worden	zult geëncrypteerd worden	zal geëncrypteerd worden	zullen geëncrypteerd worden	zullen geëncrypteerd worden	zullen geëncrypteerd worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou geëncrypteerd worden	zou geëncrypteerd worden	zou/zoudt geëncrypteerd worden	zoudt geëncrypteerd worden	zou geëncrypteerd worden	zouden geëncrypteerd worden	zouden geëncrypteerd worden	zouden geëncrypteerd worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben geëncrypteerd	bent geëncrypteerd	bent/is geëncrypteerd	zijt geëncrypteerd	is geëncrypteerd	zijn geëncrypteerd	zijn geëncrypteerd	zijn geëncrypteerd
verleden (v.v.t.)	was geëncrypteerd	was geëncrypteerd	was geëncrypteerd	waart geëncrypteerd	was geëncrypteerd	waren geëncrypteerd	waren geëncrypteerd	waren geëncrypteerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal geëncrypteerd zijn	zult geëncrypteerd zijn	zult geëncrypteerd zijn	zult geëncrypteerd zijn	zal geëncrypteerd zijn	zullen geëncrypteerd zijn	zullen geëncrypteerd zijn	zullen geëncrypteerd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou geëncrypteerd zijn	zou geëncrypteerd zijn	zou/zoudt geëncrypteerd zijn	zoudt geëncrypteerd zijn	zou geëncrypteerd zijn	zouden geëncrypteerd zijn	zouden geëncrypteerd zijn	zouden geëncrypteerd zijn