ekster
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ek·ster
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ekster | eksters |
verkleinwoord | ekstertje | ekstertjes |
Zelfstandig naamwoord
- (vogels) Pica pica
, een zwartwitte kraaiachtige zangvogel met een lange staart
- Er zit een ekster in de boom.
- Mijn gouden ring is gestolen door een ekster.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. een zwartwitte kraaiachtige zangvogel met een lange staart
Gangbaarheid
- Het woord ekster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "ekster" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "ekster" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ ekster op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ekster | eksters |
Zelfstandig naamwoord
ekster
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Vogels in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %
- Woorden in het Afrikaans
- Zelfstandig naamwoord in het Afrikaans
- Vogels in het Afrikaans
- Zangvogels in het Nederlands