egel
![](http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/9/9a/Young_Erinaceus_europaeus.jpg/200px-Young_Erinaceus_europaeus.jpg)
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- egel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zoogdiertje met stekels’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- erfwoord: Middelnederlands ēghel, ontwikkeld uit Oergermaans *egila-, bij Indo-Europees *h₁eǵʰ-i-,[2] waartoe ook Litouws ežỹs, Pools jeż, Oudgrieks ekhînos en Armeens ozni behoren.[3] Evenals Nederduits Egel, Duits Igel en Fries ychel.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | egel | egels |
verkleinwoord | egeltje | egeltjes |
Zelfstandig naamwoord
egel m
- (dierkunde), Sjabloon:zoogdieren Erinaceus europaeus
, een klein insectenetend zoogdier waarvan de rugzijde met stekels bezet is
- Ik vind egels erg lief.
- De stekels van een egel kunnen niet voorkomen dat veel egels doodgereden worden in het verkeer.
Anagrammen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. spitsmuisachtig zoogdiertje met stekels
Gangbaarheid
- Het woord egel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "egel" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "egel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Kroonen, Guus, Etymological Dictionary of Proto-Germanic, Leiden: Brill, 2013; blz. 115
- ↑ egel op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Erfwoord in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Dierkunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %