ecologie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eco·lo·gie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘leer van de betrekkingen tussen dieren en planten en hun leefomgeving’ voor het eerst aangetroffen in 1938 [1]
  • met het voorvoegsel eco- met het achtervoegsel -logie
enkelvoud meervoud
naamwoord ecologie -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de ecologiev

  1. (wetenschap) (biologie) de tak van wetenschap die het samenspel tussen organismen onderling en hun relatie met hun omgeving bestudeert
    • Deze maand is het precies 50 jaar geleden dat Neil Armstrong als eerste mens voet op de maan zette, en daar staat de Universiteit van Nederland* bij stil. In het gloednieuwe college van professor Angelo Vermeulen (TU Delft) spreekt hij over wat je als nieuwe maanbewoner nodig hebt op gebied van onderkomen, ecologie en mentaliteit. [2] 
  2. de levende natuur in het algemeen met alle onderlinge relaties tussen de verschillende organismen
     "Bij de aanbesteding van windparken moet ecologie kernonderdeel zijn van de beoordeling", zei Jetten, die vandaag een werkbezoek bracht aan een groot park voor de kust van Zeeland.[3]
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen