discrimineren/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van discrimineren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | discrimineren | te discrimineren | ||||||
toekomend | zullen discrimineren | te zullen discrimineren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gediscrimineerd | te hebben gediscrimineerd | ||||||
toekomend | gediscrimineerd zullen hebben | gediscrimineerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
discriminerend | gediscrimineerd | ev. discrimineer |
mv. verouderd discrimineert |
discriminere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | discrimineer | discrimineert | discrimineert | discrimineert | discrimineert | discrimineren | discrimineren | discrimineren | |
verleden (o.v.t.) | discrimineerde | discrimineerde | discrimineerde | discrimineerde | discrimineerde | discrimineerden | discrimineerden | discrimineerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal discrimineren | zult/zal discrimineren | zult/zal discrimineren | zult discrimineren | zal discrimineren | zullen discrimineren | zullen discrimineren | zullen discrimineren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou discrimineren | zou discrimineren | zou(dt) discrimineren | zoudt discrimineren | zou discrimineren | zouden discrimineren | zouden discrimineren | zouden discrimineren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gediscrimineerd | hebt gediscrimineerd | hebt/heeft gediscrimineerd | hebt gediscrimineerd | heeft gediscrimineerd | hebben gediscrimineerd | hebben gediscrimineerd | hebben gediscrimineerd | |
verleden (v.v.t.) | had gediscrimineerd | had gediscrimineerd | had gediscrimineerd | hadt gediscrimineerd | had gediscrimineerd | hadden gediscrimineerd | hadden gediscrimineerd | hadden gediscrimineerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gediscrimineerd hebben | zal/zult gediscrimineerd hebben | zult/zal gediscrimineerd hebben | zult gediscrimineerd hebben | zal gediscrimineerd hebben | zullen gediscrimineerd hebben | zullen gediscrimineerd hebben | zullen gediscrimineerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gediscrimineerd hebben | zou gediscrimineerd hebben | zou/zoudt gediscrimineerd hebben | zoudt gediscrimineerd hebben | zou gediscrimineerd hebben | zouden gediscrimineerd hebben | zouden gediscrimineerd hebben | zouden gediscrimineerd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gediscrimineerd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gediscrimineerd | er is gediscrimineerd | |||||||
verleden | er werd gediscrimineerd | er was gediscrimineerd | |||||||
toekomend | er zal gediscrimineerd worden | er zal gediscrimineerd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gediscrimineerd worden | er zou gediscrimineerd zijn |