defenestreren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van defenestreren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		defenestreren			te defenestreren
	toekomend		zullen defenestreren			te zullen defenestreren
voltooid	tegenwoordig		hebben gedefenestreerd			te hebben gedefenestreerd
	toekomend		gedefenestreerd zullen hebben			gedefenestreerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	defenestrerend		gedefenestreerd			ev. defenestreer	mv. verouderd defenestreert	defenestrere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	defenestreer	defenestreert	defenestreert	defenestreert	defenestreert	defenestreren	defenestreren	defenestreren
verleden (o.v.t.)	defenestreerde	defenestreerde	defenestreerde	defenestreerde	defenestreerde	defenestreerden	defenestreerden	defenestreerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal defenestreren	zult/zal defenestreren	zult/zal defenestreren	zult defenestreren	zal defenestreren	zullen defenestreren	zullen defenestreren	zullen defenestreren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou defenestreren	zou defenestreren	zou(dt) defenestreren	zoudt defenestreren	zou defenestreren	zouden defenestreren	zouden defenestreren	zouden defenestreren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gedefenestreerd	hebt gedefenestreerd	hebt/heeft gedefenestreerd	hebt gedefenestreerd	heeft gedefenestreerd	hebben gedefenestreerd	hebben gedefenestreerd	hebben gedefenestreerd
verleden (v.v.t.)	had gedefenestreerd	had gedefenestreerd	had gedefenestreerd	hadt gedefenestreerd	had gedefenestreerd	hadden gedefenestreerd	hadden gedefenestreerd	hadden gedefenestreerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gedefenestreerd hebben	zal/zult gedefenestreerd hebben	zult/zal gedefenestreerd hebben	zult gedefenestreerd hebben	zal gedefenestreerd hebben	zullen gedefenestreerd hebben	zullen gedefenestreerd hebben	zullen gedefenestreerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gedefenestreerd hebben	zou gedefenestreerd hebben	zou/zoudt gedefenestreerd hebben	zoudt gedefenestreerd hebben	zou gedefenestreerd hebben	zouden gedefenestreerd hebben	zouden gedefenestreerd hebben	zouden gedefenestreerd hebben