defenestreer
Uiterlijk
- de·fe·ne·streer
vervoeging van |
---|
defenestreren |
defenestreer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van defenestreren
- Ik defenestreer.
- gebiedende wijs van defenestreren
- Defenestreer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van defenestreren
- Defenestreer je?
- Het woord defenestreer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.