dá
Uiterlijk
Niet te verwarren met: da, då |
- dá
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
tegenwoordige tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
dá |
|||
sterk | volledig |
dá
- bewonderen, overweldigd zijn van iemand of iets
dá o
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | dá | |||
genitief | ||||
datief | ||||
accusatief |
- IPA: /daː/
- dá
dá
- derde persoon tegenwoordige tijd aantonende wijs van het perfectieve werkwoord dát
Categorieën:
- Woorden in het Oudnoords
- Woorden in het Oudnoords van lengte 2
- Sterk werkwoord klasse 0 in het Oudnoords
- Werkwoord in het Oudnoords
- Zelfstandig naamwoord in het Oudnoords
- Medisch in het Oudnoords
- Woorden in het Tsjechisch
- Woorden in het Tsjechisch met IPA-weergave
- Werkwoord in het Tsjechisch
- Werkwoordsvorm in het Tsjechisch