constitutie
Uiterlijk
- Geluid: constitutie (hulp, bestand)
- con·sti·tu·tie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘grondwet’ voor het eerst aangetroffen in 1728 [1]
- afgeleid van het Franse constitution of daarvoor van het Latijnse 'cōnstitūtiō' (met het voorvoegsel con-)
- Naamwoord van handeling van constitueren met het achtervoegsel -tie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | constitutie | constituties |
verkleinwoord | - | - |
- gestel, lichamelijke gesteldheid
- De boerenzoon had een ijzeren constitutie.
- Hoe komt iemand die overal de zonnige kant van inziet aan zo’n dramatische gezichtsuitdrukking? ‘Groningen. Klei. En het is ook constitutie, genen. Ik merkte het zelf nooit zo. Tot ik voor het televisieprogramma Sterren op het Doek geschilderd werd en het steeds over die hangende mondhoeken van me ging. Ik vat alles vrolijk op, maar ik ben daarna bijna gaan denken aan een facelift.’ [3]
- grondwet
- Door de noodtoestand werd de constitutie buiten werking gesteld.
- oprichting, instelling
- samenstelling
- De constitutie van Coca-Cola is een goed bewaard geheim.
1.
2. grondwet
- Het woord constitutie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "constitutie" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "constitutie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Volkskrant Nathalie Huigsloot25 januari 2019 INTERVIEW JAN MULDER
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be