constitutief
Uiterlijk
- con·sti·tu·tief
- afgeleid van constitutie (met het voorvoegsel con-) met het achtervoegsel -ief
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | constitutief | constitutiever | constitutiefst |
verbogen | constitutieve | constitutievere | constitutiefste |
partitief | constitutiefs | constitutievers | - |
constitutief
- dat wat constitueert (vormt, samenstelt)
- Het woord constitutief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "constitutief" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be