Naar inhoud springen

hitte

Uit WikiWoordenboek
  • hit·te
  • In de betekenis van ‘sterke warmte’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Afgeleid van heet met het achtervoegsel -te [2]
  • ww:  hit ww  met de uitgang -e
enkelvoud meervoud
naamwoord hitte
verkleinwoord

dehittev

  1. overdreven warmte
     Hij zoog aan de tabak en Olive hoorde het bevredigende geknisper toen zijn adem de hitte deed toenemen.[3]
     Wat was het heet. Nog nooit had ik dit soort temperaturen meegemaakt. Deze extreme hitte vormde een reëel gevaar.[4]
  • De mussen vallen van het dak (van de hitte)
vervoeging van
hitten

hitte

  1. enkelvoud verleden tijd van hitten
    • Ik hitte. 
    • Jij hitte. 
    • Hij, zij, het hitte. 
  2. aanvoegende wijs van hitten
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[5]