loop
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- loop
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | loop | lopen |
verkleinwoord | loopje | loopjes |
Zelfstandig naamwoord
loop m
- voorste deel van een wapen
- route van een rivier
- voortgang.
- In de loop van de avond.
- In de loop van het gesprek.
- ▸ Kritisch te kijken naar wie je bent geworden en te reflecteren op de minder fraaie eigenschappen die er in de loop van de jaren zijn ingeslopen.[1]
- het lopen of hardlopen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
voorste deel van een wapen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
lopen |
loop
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lopen
- Ik loop.
- gebiedende wijs van lopen
- Loop!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lopen
- Loop je?
Gangbaarheid
- Het woord loop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "loop" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden met boekreferenties
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %