Naar inhoud springen

budget

Uit WikiWoordenboek
Versie door Zatev (overleg | bijdragen) op 17 jul 2019 om 15:12 (uitgebreid, op basis van het Engelse artikel)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bud·get
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘begroting’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1816 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord budget budgets
budgetten
verkleinwoord budgetje budgetjes

Zelfstandig naamwoord

budget o

  1. raming van inkomsten en uitgaven
  2. hoeveelheid (geld)middelen die je voor iets kunt of wilt gebruiken
    • Het arme gezin moest leven met een krap budget. 
  3. hoeveelheid (geld)middelen die je voor iets hebt gebruikt
    • Hoeveel is het budget van deze filmproductie. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Tsjechisch

Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels

Zelfstandig naamwoord

budget monbezield

  1. (financieel) begroting
Verbuiging
Schrijfwijzen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Verwijzingen