begroting
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·gro·ting
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van begroten met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | begroting | begrotingen |
verkleinwoord | begrotinkje | begrotinkjes |
Zelfstandig naamwoord
begroting v
- (financieel) raming van de te maken uitgaven voor de komende tijd
- Het kabinet heeft de begroting bijna rond.
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. raming van de te maken uitgaven voor de komende tijd
Gangbaarheid
- Het woord begroting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "begroting" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -ing in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Financieel in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %