bila

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: BilaBílá


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bi·la
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bila bila's
verkleinwoord bilaatje bilaatjes

Zelfstandig naamwoord

bila v / m

  1. (bedrijfskunde) (spreektaal) gesprek tussen twee personen over de oplossing van één of meer problemen
    • In dit artikel zal ik het regulier bilateraal overleg (de bila) behandelen; in een volgend artikel behandel ik de salesmeeting en joint visit. [1]
    • 'Wat? Is Marijke er niet? Hoezo heeft ze nú een bila? [2]
    • Gesprekken vinden overal plaats, tijdens een werkoverleg, een bila met je leidinggevende, bij de koffieautomaat of tijdens strategische sessies. [3]
Antoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen


Indonesisch

Woordafbreking
  • bi·la
Woordherkomst en -opbouw

Vragend voornaamwoord

bila

  1. wanneer
Synoniemen


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • bi·la
Woordherkomst en -opbouw
  • Werkwoordsvorm met het voorvoegsel bi-
Naar frequentie 158741

Werkwoord

bila

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bilegge

Zelfstandig naamwoord

bila

  1. nominatief bepaald vrouwelijk enkelvoud van bile
Schrijfwijzen


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • bi·la

Werkwoord

bila

  1. onbepaalde wijs, tweede vorm naast bile, zie aldaar

bila

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bila
Schrijfwijzen

har bila

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bila
Schrijfwijzen

bila

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van bila

bila

  1. gebiedende wijs bedrijvende vorm van bila
Schrijfwijzen

bila

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bile
Schrijfwijzen

har bila

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bile
Schrijfwijzen

bila

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van bile

bila

  1. gebiedende wijs bedrijvende vorm van bile
Schrijfwijzen

Zelfstandig naamwoord

bila

  1. nominatief bepaald vrouwelijk enkelvoud van bile


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • bi·la

Werkwoord

bila

  1. vrouwelijk derde persoon enkelvoud verleden tijd van het imperfectieve werkwoord bít: (zij) sloeg
  2. onzijdig derde persoon meervoud verleden tijd van het imperfectieve werkwoord bít: (zij) sloegen
  3. vrouwelijk enkelvoud actief deelwoord van het imperfectieve werkwoord bít
  4. onzijdig meervoud actief deelwoord van het imperfectieve werkwoord bít
Gelijkklinkende woorden
Typische woordcombinaties