bilateraal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bi·la·te·raal
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘van twee kanten’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • afgeleid van lateraal met het voorvoegsel bi- [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen bilateraal bilateraler bilateraalst
verbogen bilaterale bilateralere bilateraalste
partitief bilateraals bilateralers -

Bijvoeglijk naamwoord

bilateraal

  1. (medisch) aan twee kanten, in twee richtingen (buitenkanten)
    • Bilateraal gehoorverlies. 
  2. met, of van twee kanten, belangen, partijen etc.
    • De topconferentie bracht geen overeenstemming, enkele landen zullen nu trachten een bilateraal akkoord te sluiten. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen