sloeg
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sloeg
Werkwoord
vervoeging van |
---|
slaan |
sloeg
- enkelvoud verleden tijd van slaan
- Ik sloeg.
- Jij sloeg.
- Hij, zij, het sloeg.
- Ik sloeg.
- ▸ ‘No, I meant your trail name!’ en hij sloeg met zijn handen op de houten tafel waardoor mijn cola bijna omviel.[1]
Gangbaarheid
- Het woord sloeg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sloeg" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be