Naar inhoud springen

bezetting

Uit WikiWoordenboek
  • be·zet·ting
  • Naamwoord van handeling van bezetten met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud meervoud
naamwoord bezetting bezettingen
verkleinwoord bezettinkje bezettinkjes

debezettingv

  1. toestand waarbij het grondgebied van een land wordt bestuurd door een ander land
    • Tijdens de bezetting van 1940 - 1945 waren de Duitsers de baas in Nederland, na de bevrijding waren de Nederlanders weer baas in eigen land. 
     Oorlogswinter speelt zich af in het gebied van zijn jeugd, de noordkant van de Veluwe. Terlouw groeide daar als zoon van een predikant op in een zwaar calvinistisch milieu. Hij schetste de bezetting als een tijd van lijden en onrecht, waarin goed en fout niet altijd helder te onderscheiden waren, maar waarin wel morele keuzes moesten worden gemaakt.[1]
  2. het aantal van elk type instrument dat in een orkest meespeelt
    • Het orkest speelde in de kleine zaal in een beperkte bezetting. 
  3. de spelers die meedoen aan een toneelstuk, musical, film of opera de cast
    • Deze film heeft een internationale bezetting en zo hopen de producenten dat hij in veel landen succesvol zal zijn. 
  4. exclusief gebruik
     Het zal u zijn opgevallen dat het hotel hier en daar sporen vertoont van achterstallig onderhoud. We hebben nu eenmaal niet zoveel gasten meer als vroeger. Ook daaraan wil meneer Wang iets doen. Hij streeft naar een volle bezetting.[2]
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]
  1. Bronlink geraadpleegd op 16 mei 2025 Weblink bron
    Dik Verkuil
    “Het vertrouwen van Jan Terlouw was zijn kracht en zijn zwakte” (16 mei 2025), NOS
  2. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers op Wikipedia, ISBN 978-90-295-2622-7, p. 16
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be