zaalbezetting

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zaal·be·zet·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zaalbezetting zaalbezettingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zaalbezettingv

  1. vulling van een theater- of bioscoopzaal met publiek
     De VSCD maakt zich hard voor verruiming van de coronabeperkingen en vraagt het kabinet om ook te kijken naar andere Europese landen, waar zaalbezettingen van 50 procent toegestaan zijn.[1]
     "Als branche hebben we zelf een protocol gemaakt gebaseerd op 100 bezoekers. Dat is al zo'n 25 procent van de zaalbezetting, dertig personen zit daar zwaar onder. Het is de vraag of filmtheaters en bioscopen het zien zitten om daar open voor te gaan."[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “'Drie van de vier podia weer open'” (19/11/2020), NOS
  2. Bronlink Weblink bron “Dertig bezoekers is nog te weinig, zeggen bioscopen en poppodia” (07-05-2020), NOS