besef
Uiterlijk
- be·sef
- Afgeleid van beseffen
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | besef | |
| verkleinwoord |
het besef o
- een reëel bewustzijn, notitie
- Het duurde heel lang tot hij het besef kreeg dat hij zijn examen niet vanzelf zou kunnen halen.
- ▸ Alle besef van tijd raakte ik kwijt en ik wist niet meer precies welke dag van de week het was.[1]
- ▸ Toen ze eenmaal in de bus zat, dreigde ieder besef van de tijd of van wat voor dag het was haar te ontglippen.[2]
| vervoeging van |
|---|
| beseffen |
besef
- Het woord besef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "besef" herkend door:
| 98 % | van de Nederlanders; |
| 99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers

- ↑ Teuntje de Haan“Een muur van water” (2018), Em. Querido's Uitgeverij
, ISBN 9789021409375 - ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %