beprijzen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van beprijzen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		beprijzen			te beprijzen
	toekomend		zullen beprijzen			te zullen beprijzen
voltooid	tegenwoordig		beprijsd			te beprijsd
	toekomend		beprijsd zullen			beprijsd te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	beprijzend		beprijsd			ev. beprijs	mv. verouderd beprijst	beprijze
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	beprijs	beprijst	beprijst	beprijst	beprijst	beprijzen	beprijzen	beprijzen
verleden (o.v.t.)	beprijsde	beprijsde	beprijsde	beprijsde	beprijsde	beprijsden	beprijsden	beprijsden
toekomend (o.t.t.t.)	zal beprijzen	zult/zal beprijzen	zult/zal beprijzen	zult beprijzen	zal beprijzen	zullen beprijzen	zullen beprijzen	zullen beprijzen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou beprijzen	zou beprijzen	zou(dt) beprijzen	zoudt beprijzen	zou beprijzen	zouden beprijzen	zouden beprijzen	zouden beprijzen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij