begluren/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van begluren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | begluren | te begluren | ||||||||
toekomend | zullen begluren | te zullen begluren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben begluurd | te hebben begluurd | ||||||||
toekomend | begluurd zullen hebben | begluurd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
beglurend | begluurd | ev. begluur |
mv. verouderd begluurt |
beglure | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | begluur | begluurt | begluurt | begluurt | begluurt | begluren | begluren | begluren | |||
verleden (o.v.t.) | begluurde | begluurde | begluurde | begluurde | begluurde | begluurden | begluurden | begluurden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal begluren | zult/zal begluren | zult/zal begluren | zult begluren | zal begluren | zullen begluren | zullen begluren | zullen begluren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou begluren | zou begluren | zou(dt) begluren | zoudt begluren | zou begluren | zouden begluren | zouden begluren | zouden begluren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb begluurd | hebt begluurd | hebt/heeft begluurd | hebt begluurd | heeft begluurd | hebben begluurd | hebben begluurd | hebben begluurd | |||
verleden (v.v.t.) | had begluurd | had begluurd | had begluurd | hadt begluurd | had begluurd | hadden begluurd | hadden begluurd | hadden begluurd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal begluurd hebben | zal/zult begluurd hebben | zult/zal begluurd hebben | zult begluurd hebben | zal begluurd hebben | zullen begluurd hebben | zullen begluurd hebben | zullen begluurd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou begluurd hebben | zou begluurd hebben | zou/zoudt begluurd hebben | zoudt begluurd hebben | zou begluurd hebben | zouden begluurd hebben | zouden begluurd hebben | zouden begluurd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm begluurd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt begluurd | er is begluurd | |||||||||
verleden | er werd begluurd | er was begluurd | |||||||||
toekomend | er zal begluurd worden | er zal begluurd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou begluurd worden | er zou begluurd zijn | |||||||||
lijdende vorm begluurd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | begluurd worden | begluurd te worden | ||||||||
toekomend | begluurd zullen worden | begluurd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | begluurd zijn | begluurd te zijn | ||||||||
toekomend | begluurd zullen zijn | begluurd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word begluurd | wordt begluurd | wordt begluurd | wordt begluurd | wordt begluurd | worden begluurd | worden begluurd | worden begluurd | |||
verleden (o.v.t.) | werd begluurd | werd begluurd | werd begluurd | werdt begluurd | werd begluurd | werden begluurd | werden begluurd | werden begluurd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal begluurd worden | zult begluurd worden | zult begluurd worden | zult begluurd worden | zal begluurd worden | zullen begluurd worden | zullen begluurd worden | zullen begluurd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou begluurd worden | zou begluurd worden | zou/zoudt begluurd worden | zoudt begluurd worden | zou begluurd worden | zouden begluurd worden | zouden begluurd worden | zouden begluurd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben begluurd | bent begluurd | bent/is begluurd | zijt begluurd | is begluurd | zijn begluurd | zijn begluurd | zijn begluurd | |||
verleden (v.v.t.) | was begluurd | was begluurd | was begluurd | waart begluurd | was begluurd | waren begluurd | waren begluurd | waren begluurd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal begluurd zijn | zult begluurd zijn | zult begluurd zijn | zult begluurd zijn | zal begluurd zijn | zullen begluurd zijn | zullen begluurd zijn | zullen begluurd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou begluurd zijn | zou begluurd zijn | zou/zoudt begluurd zijn | zoudt begluurd zijn | zou begluurd zijn | zouden begluurd zijn | zouden begluurd zijn | zouden begluurd zijn |