bard

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bard
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘(Keltisch) dichter’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1772 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord bard barden
verkleinwoord bardje bardjes

Zelfstandig naamwoord

de bardm

  1. (middeleeuwen), (cultuur), (dichtkunst), (verouderd) een zanger en dichter bij de oude Kelten en Galliërs
    • In die tijd waren er veel barden. 
  2. (dichtkunst), (informeel) een dichter
    • Ik houd helemaal niet van die bard. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

64 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen