speelman

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • speel·man
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord speelman speellui
speellieden
verkleinwoord speelmannetje speelmannetjes

Zelfstandig naamwoord

de speelmanm

  1. (middeleeuwen), (cultuur), (muziek), (verouderd) (beroep) een in het Zuid-Frankrijk van weleer, langs kastelen en vorstenhoven rondreizend kunstenaar, musicus, zanger van liederen en voordrager van gedichten, balladen e.d.
    • De onbekende speelman maakte met z'n voordracht een diepe indruk op de gasten. 
  2. (cultuur), (muziek), (verouderd) een langs herbergen, jaarmarkten rondtrekkend artiest, muzikant, zanger van liedjes en komediant
    • Met z'n grappen en vrolijke wijsjes bracht de speelman het publiek in een uitgelaten stemming. 
Synoniemen
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [2]: De speelman zit er op het dak
Het is er een vrolijke boel
  • [2]: De speelman zit bij hen nog op het dak
Zij zijn nog in hun wittebroodsweken
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be