armer
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ar·mer
Bijvoeglijk naamwoord
armer
- onverbogen vorm van de vergrotende trap van arm
- ▸ Vijf minuten later stonden ze een illusie armer buiten.[1]
Verwijzingen
- ↑ Suzanne Vermeer
“All-inclusive”
(2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
Afrikaans
Bijvoeglijk naamwoord
armer
- vergrotende trap van arm
Frans
Uitspraak
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
armer |
armais |
armé |
eerste groep | volledig |
Werkwoord
armer
Noors
Woordafbreking
- ar·mer
Naar frequentie | 3936 |
---|
Zelfstandig naamwoord
armer, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van arm
Categorieën:
- Woorden met boekreferenties
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Bijvoeglijknaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woorden in het Afrikaans
- Bijvoeglijknaamwoordsvorm in het Afrikaans
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 5
- Woorden in het Frans met audioweergave
- Werkwoord in het Frans
- Woorden in het Noors
- Woorden in het Noors van lengte 5
- Zelfstandig-naamwoordsvorm in het Noors