Naar inhoud springen

arme

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Arme


  • ar·me

arme

  1. verbogen vorm van de stellende trap van arm
enkelvoud meervoud
naamwoord arme armen
verkleinwoord - -

de armev / m

  1. iemand die weinig bezit
    • Er waren erg veel armen in die streek. 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


arme

  1. attributieve vorm van arm


  • ar·me

arme, g / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van arm

arme, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van arm

arme, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van arm


  • Ontwikkeld uit Latijn arma v wapentuig,“bewapende troepen” (oorspronkelijk o/mv), aangetroffen sinds de 11e eeuw. [1]

arme v

  1. (militair) wapen
vervoeging van
armer

arme

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van armer
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van armer
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van armer
  1. Bronlink Weblink bron arme in: Dictionnaire de l’Académie française, 9e édition op dictionnaire-academie.fr


  • ar·me
Naar frequentie 7683

arme

  1. bepaald stellende trap van arm


  • ar·me

arme

  1. bepaald stellende trap van arm


  • ar·me

arme

  1. bepaald datief enkelvoud stellende trap van arm

arme

  1. onbepaald datief enkelvoud stellende trap van arm

arme

  1. meervoud stellende trap van arm


vervoeging van
armar

arme

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van armar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van armar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van armar
vervoeging van
armarse

arme

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van armarse
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van armarse
  3. gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van armarse