WikiWoordenboek:Limburgse lidwoorden

Uit WikiWoordenboek

Limburgse lidwoorden worden - net zoals het Nederlands - vervoegd naar geslacht en aantal. Verder worden ze vervoegd naar naamval en verandert de vorm als het lidwoord direct achter een voorzetsel staat. Net zoals het Nederlands zijn er bepaalde en onbepaalde lidwoorden.

Bepaalde lidwoorden[bewerken]

Er zijn twee aantalen: enkelvoud en meervoud (vroeger was er ook nog een tweevoud) en er zijn drie geslachten: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig. De geslachten zijn in het meervoud alledrie gelijk.

d/g-wissel[bewerken]

De d/g-wissel is één van de fundamenteelste regels van het Limburgs als het gaat om lidwoorden. De regel houdt kort in dat de eerste letter van een bepaald lidwoord altijd van een alveolaar naar een velaar veranderd als het lidwoord direct achter een voorzetsel staat. Dit houdt in dat een lidwoord dat op een d- begint na een voorzetsel op een g- begint en een lidwoord dat op een t- begint (een mutatie) na een voorzetsel op ch- begint. Hoewel deze regel in iedere hoek van Limburg anders wordt toegepast is de schrijftaal er zeer constant in.

Iedere naamval heeft in het Limburgs zijn eigen voorzetsels. Bij de nominatief komt bijvoorbeeld het voorzetsel "es" (als) en bij de datief het voorzetsel "bie" (bij). Het is dus niet zo dat bij een bepaalde naamval deze regel nooit voorkomt. De naamval die veruit de meeste voorzetsels aantrekt en dus veruit het meeste te maken heeft met de d/g-wissel is de datief. De d/g-wissel kan in deze naamval af en toe ontlopen worden: "Ik geef (aan) de hond een stok" wordt "Ich gaef d'm hónje 'ne stek" of "Ich gaef aan g'm hónje 'ne stek". Bij de tweede vertaling wordt de d- een g- omdat het voorzetsel "aan" ervoor staat.

Enkelvoud[bewerken]

Het enkelvoud valt te onderscheiden in drie geslachten: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig.

Mannelijk[bewerken]

Het mannelijk enkelvoud in de nominatief heeft drie vormen. De vorm die het meeste voorkomt is "de". Als na het lidwoord direct een b, d, h, t of een klinker volgt, wordt het "d'n", dus: "de miensj" en "d'n berg". De vorm "d'r" wordt alleen bij namen gebruikt wanneer men in het Nederlands geen lidwoord zou gebruiken: "Jan heeft me gezegd" wordt "d'r Jan haet mir gezag". Deze vorm komt alleen maar in het zuiden voor. De accusatief is exact hetzelfde als de nominatief.

Het mannelijk enkelvoud in de genitief heeft de vorm "dès", die vaak afgekort wordt als "'s" in vaste combinaties zoals "'s mörges" ('s morgens). Bij de locatief komt de vorm "dèès" voor, hoewel deze slechts zelden gebruikt wordt. Meestal wordt het lidwoord in deze naamval gewoon weggelaten, dus: "Ik ga naar het huis toe" is "Ich gaon (dèès) huves".

Het mannelijk enkelvoud in de datief lijkt veel op de nominatief. Zo komen "de" en "d'n" voor, maar "d'r" niet. Verder is er de vorm "d'm" die in plaats van "de" en "d'n" gebruikt kan worden en ook het meeste voorkomt.

Vrouwelijk[bewerken]

Het vrouwelijk enkelvoud in de nominatief heeft twee vormen. De vorm die het meeste voorkomt is "de". Als na een lidwoord direct een b, d, h, t of een klinker volgt, wordt soms "de-n" gebruikt, maar meestal schrijft men gewoon "de" en spreekt men geen "-e" uit, dus "de have" wordt eerder als "dave" uitgesproken. De accusatief is gelijk aan de nominatief.

Het vrouwelijk enkelvoud in de genitief is "dèr". "'r" komt voor, maar is voornamelijk spreektaal. De vrouwelijke locatief is hetzelfde als de mannelijke vorm. Het vrouwelijk enkelvoud in de datief gebruikt het lidwoord "d'r", maar ook komt af en toe "de" voor.

Onzijdig[bewerken]

Het onzijdig enkelvoud wijkt veel van de andere vormen af. In zeer formele schrijftaal wordt meestal "det" (dat) gebruikt als lidwoord en "dèchne" in plaats van "det". In de gewone, lichtelijk formele en informele schrijftaal gebruikt men "'t" met "ge, g't" en "g'd" bij de d/g-wissel. Hoewel "'t" wordt voorgeschreven, komt de gemuteerde vorm "'d" veel meer voor. De accusatief is hetzelfde als de nominatief.

De genitief en locatief zijn hetzelfde als de mannelijke vorm. De datief wijkt af van de mannelijk vorm, omdat in plaats van "de" en "d'n" het lidwoord "'t" voorkomt, "d'm" komt wel nog gewoon voor.

Meervoud[bewerken]

In het meervoud wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen de verschillende geslachten. De nominatief kent de vormen "de" en "die" en "d'r, die-r" en "dier" als het lidwoord direct door een h of een klinker gevolgd wordt. De genitief en locatief zijn hetzelfde als bij vrouwelijk enkelvoud, ook al komen soms bij de locatief de vormen "dèèr" en "dèèse" voor.

De datief en accusatief zijn hetzelfde. De belangrijkste vormen zijn "de" en "die". "d'r, die-r" en "dier" worden gebruikt als het lidwoord meteen door een h of een klinker gevolgd wordt. "d'n" wordt gebruikt als het lidwoord direct door een b, d, h, t of klinker gevolgd wordt.

Tweevoud[bewerken]

De tweevoud is niet meer in gebruik. Wel komt hij nog voor in oudere teksten en volksverhalen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen onzijdig en gemeenschappelijk. Bij de gemeenschappelijk vorm is de nominatief, accusatief en datief hetzelfde, namelijk "d'ch". Bij onzijdig zijn de vormen in deze drie naamvallen gelijk aan de vormen in het meervoud. De genitief is in de volledige tweevoud hetzelfde als in het meervoud. De locatief is altijd "dèèch".

Vervoegingstabel[bewerken]

Bepaalde lidwoorden in het Limburgs
enkelvoud tweevoud meervoud
mannelijk vrouwelijk onzijdig mannelijk / vrouwelijk onzijdig
geheel gemuteerd geheel gemuteerd geheel gemuteerd geheel gemuteerd geheel gemuteerd geheel gemuteerd
nominatief d'r, de, d'n t'r, te, t'n de, de-n te, te-n 't 'd d'ch¹ t'ch¹ de, die, d'r, die-r te, tie, t'r, tie-r de, die, d'r, die-r te, tie, t'r, tie-r
g'r, ge, g'n ch'r, che, ch'n ge, ge-n che, che-n ge, g't, g'd che, ch't, ch'd g'ch¹, g'¹ ch'ch¹, ch'¹ ge, gie, g'r, gie-r che, chie, ch'r, chie-r ge, gie, g'r, gie-r che, chie, ch'r, chie-r
genitief dès, 's tès dèr, 'r tèr, 'r dès, 's tès dèr, 'r tèr, 'r dèr, 'r tèr, 'r dèr, 'r tèr, 'r
gès chès gèr chèr gès chès gèr chèr gèr chèr gèr chèr
locatief dèès tèès dèès tèès dèès tèès dèèch¹ tèèch¹ dèèch¹ tèèch¹ dèès, dèèr tèès, tèèr
gèès chèès gèès chèès gèès chèès gèèch¹ chèèch¹ gèèch¹ chèèch¹ gèès, gèèr chèès, chèèr
datief d'm, de, d'n t'm, te, t'n de, d'r te, t'r 't, d'm 'd, t'm d'ch¹ t'ch¹ de, die, d'r, die-r, d'n te, tie, t'r, tie-r, t'n de, die, d'r, die-r, d'n te, tie, t'r, tie-r, t'n
g'm, ge, g'n ch'm, che, ch'n ge, g'r che, ch'r ge, g't, g'm, g'd che, g't, g'd, g'm g'ch¹, g'¹ ch'ch¹, ch'¹ ge, gie, g'r, gie-r, g'n che, chie, ch'r, chie-r, ch'n ge, gie, g'r, gie-r, g'n che, chie, ch'r, chie-r, ch'n
accusatief d'r, de, d'n t'r, te, t'n de, de-n te, te-n 't 'd d'ch¹ t'ch¹ de, die, d'r, die-r, d'n te, tie, t'r, tie-r, t'n de, die, d'r, die-r, d'n te, tie, t'r, tie-r, t'n
g'r, ge, g'n ch'r, che, ch'n ge, ge-n che, che-n ge, g't, g'd che, ch't, ch'd g'ch¹, g'¹ ch'ch¹, ch'¹ ge, gie, g'r, gie-r, g'n che, chie, ch'r, chie-r, ch'n ge, gie, g'r, gie-r, g'n che, chie, ch'r, chie-r, ch'n
  • [1] Deze vormen zijn buiten gebruik geraakt.