buik: verschil tussen versies

Uit WikiWoordenboek
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
DifoolBot (overleg | bijdragen)
k audio nld, IPA nld, IPA nld
Regel 2: Regel 2:
{{=nld=}}
{{=nld=}}
{{-pron-}}
{{-pron-}}
*{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}}}
*{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}}
*{{WikiW|IPA}}:
*{{WikiW|IPA}}:
**{{pron-reg|N=a}} {{IPA|/bœʏ̯k/}}
**{{pron-reg|N=a}} {{IPA|/bœʏ̯k/|nld}}
**{{pron-reg|V=a|l=a}} {{IPA|/bœːk/}}
**{{pron-reg|V=a|l=a}} {{IPA|/bœːk/|nld}}
{{-syll-}}
{{-syll-}}
*buik
*buik

Versie van 13 feb 2016 10:55

buik

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • buik
enkelvoud meervoud
naamwoord buik buiken
verkleinwoord buikje buikjes

Zelfstandig naamwoord

buik m

  1. (anatomie) het onderste deel van de voorkant van de romp van mens of dier dat van boven door het middenrif en van onderen door de bekkengordel begrenst is
    • Mijn dochter heeft de laatste tijd soms pijn in haar buik. 
  2. (natuurkunde) plaats waar een golf- of trillingsbeweging de grootste uitwijking vertoont
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Spreekwoorden

Baas in eigen buik zijn.

  • Het zelfstandig beslissen van vrouwen over zwangerschap en abortus.

Het zijn twee handen op één buik.

  • Zij zijn het meestal met elkaar eens (meestal ongunstig).

Schrijf dat maar op je buik.

  • Vergeet dat maar.
Vertalingen

Meer informatie