Naar inhoud springen

buikspreken

Uit WikiWoordenboek
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
buikspreken buiksprekend
buikspraak -


  • buik·spre·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
buikspreken
-
-
onvolledig

buikspreken

  1. inergatief (kunst) een vorm van poppenspel waarbij de speler de rol van zijn pop tracht te zeggen zonder zijn mond te bewegen
    • Gaat hij weer buikspreken? Wat leuk! 
  • In gangbaar Nederlands heeft 'buikspreken' geen persoonsvormen of voltooid deelwoord. [1] [2] De te-vorm komt zowel gescheiden als ongescheiden wel eens voor, het voltooid deelwoord vooral in gescheiden vorm. In bijzinnen komen vormen als "buiksprak" een enkele maal voor.
  1. Bronlink geraadpleegd op 3 mei 2021 Weblink bron
    W. Haeseryn
    “2.3.5.3.i.3 Vier verschillende klinkers”, a NB bij 'spreken' op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  2. Roeren en bakken tegelijk (27 mei 1999) op website: Taal.vrt.be; geraadpleegd 2017-02-17