wier

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wier wieren
verkleinwoord wiertje wiertjes

Zelfstandig naamwoord

het wiero

  1. (plantkunde) in water voorkomende vaatloze, plantachtige organismen
    • Onder wieren verstaat men vele organismen die biologisch tot een aantal zeer verschillende groepen behoren. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Betrekkelijk voornaamwoord

wier

  1. (verouderd) genitief vrouwelijk enkelvoud van wie: van wie
    • De actrice wier werk bekroond is met die prestigieuze prijs woont in ons dorp. 
  2. (verouderd) genitief meervoud van wie: van wie
    • Dit zijn personen wier identiteit wij niet kennen. 

Vragend voornaamwoord

wier

  1. (verouderd) genitief vrouwelijk enkelvoud van wie: van wie
    • Wier werk is bekroond met die prestigieuze prijs? 
  2. (verouderd) genitief meervoud van wie: van wie
    • Wier identiteiten hebben wij ontdekt? 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Nedersaksisch

Bijwoord

wier

  1. weer
Schrijfwijzen


Urkers

Bijwoord

wier

  1. weer


Westfaals

Bijwoord

wier

  1. (Zuidwestfaals) weer