wegsaneren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van wegsaneren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		wegsaneren			weg te saneren
	toekomend		zullen wegsaneren weg zullen saneren			te zullen wegsaneren weg te zullen saneren
voltooid	tegenwoordig		hebben weggesaneerd			te hebben weggesaneerd
	toekomend		weggesaneerd zullen hebben			weggesaneerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	wegsanerend		weggesaneerd			ev. saneer weg	mv. verouderd saneert weg	sanere weg (bijzin) wegsanere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	saneer weg	saneert weg	saneert weg	saneert weg	saneert weg	saneren weg	saneren weg	saneren weg
verleden (o.v.t.)	saneerde weg	saneerde weg	saneerde weg	saneerde weg	saneerde weg	saneerden weg	saneerden weg	saneerden weg
toekomend (o.t.t.t.)	zal wegsaneren	zult/zal wegsaneren	zult/zal wegsaneren	zult wegsaneren	zal wegsaneren	zullen wegsaneren	zullen wegsaneren	zullen wegsaneren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou wegsaneren	zou wegsaneren	zou(dt) wegsaneren	zoudt wegsaneren	zou wegsaneren	zouden wegsaneren	zouden wegsaneren	zouden wegsaneren
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	wegsaneer	wegsaneert	wegsaneert	wegsaneert	wegsaneert	wegsaneren	wegsaneren	wegsaneren
verleden (o.v.t.)	wegsaneerde	wegsaneerde	wegsaneerde	wegsaneerde	wegsaneerde	wegsaneerden	wegsaneerden	wegsaneerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal wegsaneren weg zal saneren	zult/zal wegsaneren weg zult/zal saneren	zult/zal wegsaneren weg zult/zal saneren	zult wegsaneren weg zult saneren	zal wegsaneren weg zal saneren	zullen wegsaneren weg zullen saneren	zullen wegsaneren weg zullen saneren	zullen wegsaneren weg zullen saneren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou wegsaneren weg zou saneren	zou wegsaneren weg zou saneren	zou(dt) wegsaneren weg zou(dt) saneren	zoudt wegsaneren weg zoudt saneren	zou wegsaneren weg zou saneren	zouden wegsaneren weg zouden saneren	zouden wegsaneren weg zouden saneren	zouden wegsaneren weg zouden saneren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb weggesaneerd	hebt weggesaneerd	hebt/heeft weggesaneerd	hebt weggesaneerd	heeft weggesaneerd	hebben weggesaneerd	hebben weggesaneerd	hebben weggesaneerd
verleden (v.v.t.)	had weggesaneerd	had weggesaneerd	had weggesaneerd	hadt weggesaneerd	had weggesaneerd	hadden weggesaneerd	hadden weggesaneerd	hadden weggesaneerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal weggesaneerd hebben	zal/zult weggesaneerd hebben	zult/zal weggesaneerd hebben	zult weggesaneerd hebben	zal weggesaneerd hebben	zullen weggesaneerd hebben	zullen weggesaneerd hebben	zullen weggesaneerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou weggesaneerd hebben	zou weggesaneerd hebben	zou/zoudt weggesaneerd hebben	zoudt weggesaneerd hebben	zou weggesaneerd hebben	zouden weggesaneerd hebben	zouden weggesaneerd hebben	zouden weggesaneerd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm weggesaneerd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt weggesaneerd				er is weggesaneerd
verleden	er werd weggesaneerd				er was weggesaneerd
toekomend	er zal weggesaneerd worden				er zal weggesaneerd zijn
voorwaardelijk	er zou weggesaneerd worden				er zou weggesaneerd zijn
lijdende vorm weggesaneerd worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		weggesaneerd worden			weggesaneerd te worden
	toekomend		weggesaneerd zullen worden			weggesaneerd te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		weggesaneerd zijn			weggesaneerd te zijn
	toekomend		weggesaneerd zullen zijn			weggesaneerd te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word weggesaneerd	wordt weggesaneerd	wordt weggesaneerd	wordt weggesaneerd	wordt weggesaneerd	worden weggesaneerd	worden weggesaneerd	worden weggesaneerd
verleden (o.v.t.)	werd weggesaneerd	werd weggesaneerd	werd weggesaneerd	werdt weggesaneerd	werd weggesaneerd	werden weggesaneerd	werden weggesaneerd	werden weggesaneerd
toekomend (o.t.t.t.)	zal weggesaneerd worden	zult weggesaneerd worden	zult weggesaneerd worden	zult weggesaneerd worden	zal weggesaneerd worden	zullen weggesaneerd worden	zullen weggesaneerd worden	zullen weggesaneerd worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou weggesaneerd worden	zou weggesaneerd worden	zou/zoudt weggesaneerd worden	zoudt weggesaneerd worden	zou weggesaneerd worden	zouden weggesaneerd worden	zouden weggesaneerd worden	zouden weggesaneerd worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben weggesaneerd	bent weggesaneerd	bent/is weggesaneerd	zijt weggesaneerd	is weggesaneerd	zijn weggesaneerd	zijn weggesaneerd	zijn weggesaneerd
verleden (v.v.t.)	was weggesaneerd	was weggesaneerd	was weggesaneerd	waart weggesaneerd	was weggesaneerd	waren weggesaneerd	waren weggesaneerd	waren weggesaneerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal weggesaneerd zijn	zult weggesaneerd zijn	zult weggesaneerd zijn	zult weggesaneerd zijn	zal weggesaneerd zijn	zullen weggesaneerd zijn	zullen weggesaneerd zijn	zullen weggesaneerd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou weggesaneerd zijn	zou weggesaneerd zijn	zou/zoudt weggesaneerd zijn	zoudt weggesaneerd zijn	zou weggesaneerd zijn	zouden weggesaneerd zijn	zouden weggesaneerd zijn	zouden weggesaneerd zijn