Naar inhoud springen

warren

Uit WikiWoordenboek
  • war·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
warren
warde
geward
zwak -d volledig

warren

  1. overgankelijk(verouderd) in de war brengen
  2. (visserij) gekaakte haring in zout rondwentelen met een leutel in de warrebak

de warrenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord war
42 % van de Nederlanders;
49 % van de Vlamingen.[2]