voorhoofd
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- voor·hoofd
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van voor en hoofd
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorhoofd | voorhoofden |
verkleinwoord | voorhoofdje | voorhoofdjes |
Zelfstandig naamwoord
voorhoofd o
- (anatomie) het deel van het gezicht tussen de wenkbrauwen, de normale haarlijn en de slapen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- wijzen naar je voorhoofd
zeggen dat iemand of iets knettergek is
- Hij maakte zijn zin niet af, hij wees veelbetekenend met zijn vinger naar zijn voorhoofd. [1]
Vertalingen
1. het deel van het gezicht tussen de wenkbrauwen, de normale haarlijn en de slapen
Gangbaarheid
- Het woord voorhoofd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "voorhoofd" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Herzen, FrankDe zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 89
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be